Biomassa

Alhoewel de duurzaamheidscriteria tot de strengste van de wereld behoren, kiezen wij ervoor om aanvullende duurzaamheidseisen te stellen voor het gebruik van biomassa.

Eisen en uitgangspunten van biomassa op duurzaamheid

Een voor ons belangrijk aanvullende voorwaarde is dat de inzet van biomassa voor het opwekken van energie gebeurt op basis van cascadering. De door ons gehanteerde cascadering gaat uit van de volgende uitgangspunten en voorkeursvolgorde:

I.Geen toepassing van biomassa voor de productie van energie als er andere kosteneffectieve duurzame alternatieven in voldoende mate beschikbaar zijn om de gestelde klimaatdoelen te halen. In lijn met dit uitgangspunt is Eneco van mening dat biomassa niet langer primair1 ingezet zou moeten worden voor de productie van sec elektriciteit, omdat:



  • a. het aanbod van gecertificeerde duurzame biomassa schaars is en daarom beter kan worden toegepast in sectoren waar te weinig duurzame alternatieven beschikbaar zijn voor het realiseren van de gestelde klimaatdoelen;

  • b. het beschikbare productievolume van alternatieve duurzame bronnen voor het genereren van de benodigde CO2-vrije elektriciteit, zoals zon en wind voldoende is en bovendien goedkoper is dan het bijstoken van biomassa2.


II. Biomassa kan wel gebruikt worden voor de productie van duurzame warmte in de gebouwde omgeving zolang er lokaal onvoldoende andere duurzame alternatieven zoals restwarmte en geothermie beschikbaar zijn. Biomassa zien wij als een transitiebrandstof in de verduurzaming van warmtenetten voor de productie van warmte in de gebouwde omgeving en de industrie. In de transitie naar volledige duurzame warmtenetten vinden wij het gebruik van duurzame biomassa voor baseload warmteproductie uitsluitend verantwoord mits:



  • a. er op korte termijn lokaal geen rendabele duurzame alternatieven beschikbaar zijn.

  • b. we zo snel mogelijk, maar uiterlijk in 2040 omschakelen van biomassa als baseload naar alleen nog inzet als piekbron.

  •  

III. Biomassa kan daarnaast goed gebruikt worden voor de productie van hoge temperatuur stoom voor industriële toepassingen. Met name deze industriële stoombehoefte is thans zeer moeilijk te verduurzamen en op het moment alleen grootschalig op te lossen middels het gebruik van duurzame bio-energie.

IV. Indien biomassa toch nodig is dan gebruiken we alleen biomassastromen als daarvoor elders in de economie geen meer hoogwaardige toepassing mogelijk is, of als de vraag naar de betreffende biomassa door meer hoogwaardige toepassingen kleiner is dan het beschikbare duurzame aanbod van die biomassa. Dat betekent in de praktijk bijvoorbeeld dat het gebruik van palmolie, voedsel en eiwitrijke biomassa niet past binnen ons beleid voor de toepassing van energie. Wij richten ons primair op biomassa uit reststromen omdat daarmee de kans groter is dat deze voldoen aan de door ons gestelde duurzaamheidscriteria.



1: eventueel alleen als restproduct van warmteproductie voor de gebouwde omgeving of de industrie.
2: biomassa is hoogstwaarschijnlijk ook niet nodig voor het invullen van de behoefte aan CO2-vrij-regelbaar vermogen voor de periode na 2030. Andere opties zoals vraagsturing,  interconnectie met andere landen en opslag/batterijen zijn kosten effectievere opties. Dit kan getoetst worden als de Rijksoverheid en/of de landelijke netbeheerder TenneT de inzet aan CO2-vrij regelbaar vermogen in de toekomst op basis van techniek neutrale beleidsinstrumenten (bijvoorbeeld tender of een markt gebaseerde capaciteit mechanisme (CRM) uitvraagt.